donderdag 29 mei 2014

Landschappen van Laag-Nederland

Vloed: de zee is het hoogst; zand en slibdeeltjes zakken naar de bodem doordat de zee even stil staat.

Eb: er wordt zand afgezet: de kracht van de zee is klein à nieuwe stuk land à kwelder.

Terpen: dijken om het land te beschermen tegen zee overstromingen.
Aanslibbing à vlechtwerk van twijgen.

Recht van opstrek: nieuw ingepolderde land wordt van de boeren als hun land eraan grensde.

Het stuk grond waaruit men veen trok: ontginningsbasis. Evenwijdig hieraan lagen weteringen (water gaten). Deze werden later weer een ontginningsbasis.


Later: wetering verdwijnt: nieuwe ontgonnen land.


De sloten verdeelden het land in percelen/slagen: slagenlandschap.
Het wegzakken van de bodem door ontwatering: inklinking à veen komt lager te liggen à vee verschoof telkens. à grotere kans op overstromingen.
Vervening: veen diende als goede brandstof. à wordt afgegraven (landschap met veel petgaten: watergaten).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten