Vloed: de zee is
het hoogst; zand en slibdeeltjes zakken naar de bodem doordat de zee even stil
staat.
Eb: er wordt
zand afgezet: de kracht van de zee is klein à nieuwe stuk land à kwelder.
Terpen:
dijken om het land te beschermen tegen zee overstromingen.
Aanslibbing à vlechtwerk van twijgen.
Recht van opstrek:
nieuw ingepolderde land wordt van de boeren als hun land eraan grensde.
Het stuk grond waaruit men veen
trok: ontginningsbasis. Evenwijdig
hieraan lagen weteringen (water gaten). Deze werden later weer een
ontginningsbasis.
Later: wetering verdwijnt: nieuwe ontgonnen land.
De sloten verdeelden het land
in percelen/slagen: slagenlandschap.
Het wegzakken van de bodem door
ontwatering: inklinking à veen komt lager te liggen à vee verschoof telkens. à grotere kans op overstromingen.
Vervening:
veen diende als goede brandstof. à wordt afgegraven (landschap met veel petgaten: watergaten).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten