donderdag 29 mei 2014

Zee, wind en rivieren

Driedeling van het duinlandschap:
  1. Zeereep: buitenste zeewering van de duinen (bestaat uit planten: weinig houden het vol (zout + branding)).
  2. Jonge duinen: reliëf – natuurlijke en menselijke factoren. Door het uitzetten van jachtdieren en verzamelen van brandhout ging de begroeiing van de planten die zand vasthouden achteruit.
  3. Oude duinen zijn afgegraven/ (afgeesten) voor zandwinning à geestgronden.

Rivierlandschap: reliëf
  1. Oeverwallen: hoger gelegen zandgebied in rivierlandschap.
  2. Komgronden: kleiafzettingen

Stroomruggen: oeverwallen met opgevulde beddingen à de rivieren veranderden telkens van plaats en oude beddingen verzandden.
Winterdijken/ banddijken: in de winter zijn er veel overstromingen.
Zomerdijken: lagere dijken die het land tegen overstromingen beschermen (zomer).
à veel neerslag is al verdampt.
Wiel: gat achter de rivier waarin het water terechtkomt bij de doorbraak van de rivier.
Er ontstaan overslaggronden doordat oeverwallen worden weggeslagen.
Kribben: beschermen het land tegen erosie.

Maken stroomgeul smaller à snellere stroming van het water. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten